Merz nog net niet met pensioen

Gepubliceerd op 6 december 2025 om 13:00

Wekenlang zijn er in Duitsland felle discussies gevoerd over de herziening van het Duitse pesioenstelsel. De regeringspartners SPD en CDU/CSU hadden daartoe in het coalitie-akkoord besloten. De discussie speelde zich dus niet tussen deze partijen af, maar binnen de fractie van de CDU. De Junge Union, het smaldeel van  jonge bondsdagleden, dreigde tegen het voorstel te stemmen. Motief: de herziening van het stelsel zou €120 miljard gaan kosten, op te brengen door de jongere generatie. Voor de Junge Union een brug te ver.
Door CDU-Bondskanselier Merz en  CDU-fractievoorzitter Jens Spahn is grote politieke druk op de Junge Union uitgeoefend om toch met de plannen akkoord te gaan. De belangen waren immers groot: de coalite van SPD en CDU beschikt in de Bondsdag over een meerderheid van slechts 12 zetels. Zouden de jonge CDU-bondsdagleden, 18 in getal, tegenstemmen dan zou het voorstel geen meerderheid halen. Een regeringscrisis zou het onvermijdelijke gevolg zijn geweest.
Het liep anders: enkele van de jonge afgevaardigden besloten toch - uit landsbelang - vóór te stemmen. Door hun toedoen kon met steun van alleen de fracties van SPD en CDU/CSU het voorstel op een 'Kanzlermehrheit' rekenen. Merz had voordien deze kanseliersmeerderheid min of meer als eis gesteld. In politieke termen: impliciet legde de bondskanselier hiermee de vertrouwensvraag op tafel.
Dat de pensioenwet er nu door is wil niet zeggen dat daarmee de kous af is. Integendeel.  Allereerst is  er nog stof genoeg dat tot conflicten zal leiden. Gezondsheidszorg, migratie, sociale zekerheid, energie en klimaat zijn onderwerpen die een poel van diepe meningsverschillen zijn. Daarnaast maken de perikelen rondom het pensioen dieperliggende,  structurele veranderingen in de Duitse politiek zichtbaar.

Structurele veranderingen

Zo is de 'Grosse Koalition' van SPD en CDU/CSU allang niet meer groot. Eerdere coalities tussen deze partijen konden vertrouwen op ruime meerderheden in de Bondsdag. Door de gestage erosie van beide partijen  is een stevige meerderheid in het parlement uiterst fragiel geworden, als die al tot stand komt.
De neergang van de een betekent de opkomst van de ander. Zaten er jarenlang maar drie partijen in de Bondsdag (SPD, CDU/CSU en FDP), sinds de tachtiger jaren zijn daar de Groenen, Die Linke en de AfD bij gekomen. Het toegenomen partijenpluralisme heeft regeren er niet makkelijker op gemaakt, temeer niet nu er - terecht- een 'Brandmauer' tegen de samenwerking met de rechtsextremistische AfD is opgetrokken.
In 2021 zijn er voor de vorming van het kabinet Scholz drie partijen voor een parlementaire meerderheid nodig. Dat dit kabinet van SPD, Groenen en FDP de eindstreep niet heeft gehaald lag voornamelijk aan de politiek-ideologische verschillen tussen de partijen en de voortdurende conflicten die daaruit voortvloeiden.
Maar er speelt meer. 
De CDU is niet meer de 'kiesvereniging van de bondskanselier' (Kanzlerwahlverein), die een gesloten politiek front vormde. Er is binnen de partij steeds meer sprake van divergerende meningen, zoals het debat over de pensioenen heeft duidelijk gemaakt. De divergenties kwamen nog pregnanter naar voren bij de benoeming van Merz tot bondskanselier: er waren twee stemrondes nodig- nog nooit eerder vertoond in de na-oorlogse politiek -, omdat enkele CDU-fractieleden tegen zijn kandidatuur stemden. De fractie was bovendien niet eensgezind over de benoeming van een rechter voor het Constitutioneel Hof, die door de SPD was voorgedragen. Meerdere fractieleden stemden tegen haar benoeming, waarop zij zich terugtrok.
Dit legt het gebrek aan politiek gezag en politiek handwerk bij de 'Parteispitze' bloot. Fractievoorzitter Jens Spahn blijkt niet in staat zijn fractie in toom te houden. Friedrich Merz ontbreekt het aan bestuurlijke ervaring, politiek management en de nodige empathie, zoals bleek op het congres van de Junge Union, waar hij hautain en belerend de 'Nachwuchs' over de pensioenen de les leest. Door bij de stemming over het herziene pensioenstelsel met terugtreden te dreigen was weliswaar effectief, maar tegelijkertijd ook een teken van zwakte. Dit zware politieke machtsmiddel kan je niet blijvend inzetten om je zelf politiek overeind te houden.

Het nieuwe normaal

Kortom: de Duitse politiek zal moeten wennen aan het 'nieuwe normaal': de coaltie beschikt over kleine meerderheden in het parlement, meerdere partijen kunnen nodig zijn om een regering te vormen. Meerdere partijen betekent ook meerdere verschillende opvattingen over de te volgen politieke koers. Dat zal effectief regeren kunnen bemoeilijken, wat de Stoplichtcoalitie maar al te duidelijk heeft aangetoond. Dit heeft tot uitholling van de regering als politiek machtscentrum geleid.
Het 'nieuwe normaal' vraagt om andere omgangsvormen zowel tussen als binnen partijen, met andere woorden om een andere politieke cultuur. Niet top-down en geen dictaten, waar Spahn en Merz zo van houden, maar overleg, belangenafwegingen en vinden van compromissen in eigen gelederen en met (beoogde) coalitiepartners. En niet in de laatste plaats je houden aan gesloten compromissen en gemaakte afspraken die in een coalitieakkoord zijn vastgelegd. In de huidige 'grote' coalitie blijkt dat geen vanzelfsprekendheid.
 Deze vorm van leiderschap  draagt bij aan de stabiliteit van de coalitie, maar ook aan herstel van vertrouwen in de politiek. Vertrouwen dat bij grote delen van de bevolking tot een dieptepunt is gedaald. Slaagt Merz daarin niet, dan zou het advies zijn: ga alsnog met pensioen.

 


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.